Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeide hij: Gijlieden hebt mijn goden, die ik gemaakt had, weggenomen, mitsgaders den priester, en zijt weggegaan; [44]wat heb ik nu meer? Wat is het dan, dat gij tot mij zegt: Wat is u? 44. Hij wil zeggen, als een verblind afgodendienaar, dat zij hem ontnomen hadden hetgeen hem het allerliefste was.